Het pand Weesperzijde 110 A t/m Z is rond 1886 gebouwd voor de Deli-brouwerij. Aanvankelijk eerst als ‘mouterij’, later als brouwerij die het destijds zeer populaire Beiersche bier produceerde: een bier van hoge gisting, thans bekend als witbier.
Er waren meer brouwerijen aan de Amstel en verderop in de stad, waarvan de Heinekenbrouwerij nog over is. Onze brouwerij stond op een groter terrein dan nu – het ‘brouwershuisje’ aan de andere kant van de schutting in de tuin hoorde er ook bij alsmede een groot stuk terrein aan de zuidoostzijde. Het Brouwershuisje is in 2002 in oude staat gerestaureerd. Er liep een aftakking van het spoor Amsterdam – Utrecht naar het terrein voor het transport van het bier.
De brouwerijen in de stad gebruikten aanvankelijk het water uit de Amstel voor hun bier, maar toen dat te vervuild werd ging men water halen uit de Vecht. Hiervoor werd speciaal de Weespertrekvaart aangelegd.
De ketels en stookruimten van de brouwerij bevonden zich in de keuken van tweehoog, éénhoog en de atelierruimte daaronder (nog steeds kun je de oude uitsparingen in het plafond/vloer daar zien). De badkamer van éénhoog en het achterhuis hoorde ook bij het hart van de brouwerij. De rest van het pand was in gebruik voor de opslag van gerst, mout, en verderop in het proces, bier.
Ergens begin vorige eeuw brandden de bovenste verdieping en de zolder af en zijn er, vanaf de eerste verdieping weer drie etages opgebouwd. Toen de brouwerij ophield, vestigde zich in het pand de Luycx mosterd-en zuurwarenfabriek.
Het terrein waarop het gebouw en de omliggende gebouwen staan ontleent zijn naam hieraan: het Luycx-terrein. Vermoedelijk is het ‘theater’ beneden de expeditieruimte geweest van die fabriek – zie de takels aan het plafond – maar dit kan ook nog uit de oorspronkelijke brouwerij stammen. Deze Luycx fabriek vestigde zich later in Diemen.
Nadien, in 1936, werd het pand in gebruik genomen als opvanghuis voor dakloze mannen (het H.V.O. – Huis voor Onbehuisden) die hier woonden en werkten totdat de brandweer zulks afkeurde en de mannen naar elders in de stad moesten verhuizen.
Van de H.V.O. periode is ook nog veel terug te vinden in het pand – de prachtige Royal Sphynx badruimte op éénhoog en het achterhuis stamt uit die tijd – de uitstekende vleugel in de tuin (de portierswoning), de grote centrale keuken op tweehoog en de bibliotheek op éénhoog. De restanten van de kas in de tuin en ze hadden zelfs een klein theatertje – nog te bezichtigen in het ‘theater’ en een filmzaaltje, thans de keuken van het achterhuis. Honderdenvijf mannen vonden hier onderdak. Het was een behoorlijk uitgewoonde boel toen de groep bewoners (er wonen nog steeds een paar originele exemplaren!) hier op 3 juni 1983 introk -kakkerlakken en veel vieze bedden.
Zestien mensen uit de Weesperzijdestrook/Oosterparkbuurt wisten dat het pand leeg zou komen en waren geïnteresseerd. Het pand was eigendom van de gemeente. Met behulp van gemeenteambtenaar Jacques Hock van de voorpost werd door de geïnteresseerden gezocht naar een woningbouwvereniging die het pand zou willen exploiteren. Die werd uiteindelijk gevonden in Onze Woning. Met de toenmalige directeur De Haas werden afspraken gemaakt over de verantwoordelijkheden betreffende het gebouw. De gemeente zou het pand voor een symbolisch bedrag overdragen aan Onze Woning en met de erfpacht zou iets geregeld worden.
Op 3 juni 1983 bleek dat er een krakersalarm was afgegeven en de vertrekkende bewoners en de gemeente waren bang voor kraak. De zestien nieuwe bewoners werden daarom snel opgetrommeld om het gebouw te betreden voor de krakers zouden arriveren. Eigenlijk zouden zij pas de volgende dag het pand betrekken als de verhuizing van de 105 mannen voorbij was.
Uiteindelijk werd 3 juni dus de dag waarop de zestien nieuwe bewoners – waarvan het grootste deel nauw betrokken was bij de toenmalige kraakbeweging – onder politiebegeleiding het pand betraden.
De woningbouwvereniging zou zich slechts bemoeien met het casco – de buitenzijde van het pand en de ‘standleidingen’ De rest was in te richten naar eigen inzicht, mits, uiteraard, met officiële goedkeuring van elektra, gas en bouwkundige zaken. Het trof dat er in die dagen mensen woonden die buitengemeen handig waren (en werden) – iemand voor de elektra, het gas, het bouwen van muren, stuken en koken voor enorme hoeveelheden hongerige werklui. Het waren tijden van kamperen en bouwactiviteiten – stukje bij beetje werd het pand omgevormd tot wat het nu is; een plek voor vijf woongroepen. Je woont nu in het trotse resultaat van al die arbeid.
Er werd begonnen op één- en tweehoog alwaar de enorme ruimtes opgedeeld werden in kamers. In de loop der tijd verdeelden splitsingen en schisma’s langzaamaan de woongroepen over het pand – zo scheidde zich het achterhuis af van éénhoog. Woelige tijden met veel knallende ruzies en nog meer plezier. Voor de pittige details wende u zich tot één der oudere bewoners.
Zoals je gemerkt hebt spreekt men in de wandelgangen over ‘Het Pand’. Van de officiële naam H. Veo wordt gezegd dat het een ode is aan de Zuid-Amerikaanse verzetsheld Hernandez Veo – die met zijn Hernandistas in het dichte oerwoud van Panamagua een guerrillastrijd voerde tegen de wrede junta van dictator Volibar.
Maar aannemelijker is het dat de naam H.V.O. [Huis voor Onbehuisden] moeilijk uit het dagelijks spraakgebruik te bannen was en de uiteindelijke naam van de woonvereniging heeft bepaald.